FAQ Installatie & onderhoud

FAQ Installatie en Onderhoud

Dit zijn componenten die nodig zijn om een verbinding te realiseren tussen een alarmsysteem en een IP verbinding en/of een IP VPN verbinding. 

Een dergelijke VPN verbinding wordt binnen de nieuwe Nationale Projecterings Richtlijn, de NPR 8136, een BAV genoemd als zijnde een VPN die niet wordt opgebouwd binnen het Internet.

Een BAV is een Beveiligde Alarm Verbinding.

Binnen de nieuwe Nationale Projecterings Richtlijn, de NPR 8136, wordt een VPN verbinding die niet wordt opgebouwd binnen het internet een BAV genoemd. 

In de systemen wordt geen onderscheid gemaakt tussen een codebedieningspaneel en een codepaneel.

In het veld wordt een dergelijk separaat in te schakelen gebied ook blok genoemd. De begrippen zone en blok dienen niet verward te worden met een lus of wel een ingang van een centrale.

Toe te passen tyoe (ruimtelijke) melder:
Op welke plaats moet ik welk type detector toepassen?

Bij de plaatsbepaling van een detector dienen de installatievoorschriften van de fabrikant/leverancier gevolgd te worden.
Bij afwijkende plaatsen op verzoek van de klant of architect kan de werking van de melder negatief worden beïnvloed en dient dit te  worden vermeld op het beveiligingscertificaat (via een bijlage) of opleveringsbewijs (opmerkingen).

In het kader van de bekabeling dienen de voorschriften van de fabrikant/leverancier gevolgd te worden. Hierbij kan het voorkomen dat er bewust een galvanische koppeling moet worden aangebracht.

Een aantal componenten worden vanuit de fabrikant/leverancier voorzien van vaste bekabeling. Een voorbeeld hiervan is een roldeurcontact. Het is de bedoeling dat zo dicht mogelijk bij de betreffende component een verbinding wordt gemaakt met de bekabeling van het systeem.

Deze verbinding of las kan gerealiseerd worden middels een lasdoos of door middel van een directe, met tape afgeschermde, verbinding in de bekabeling. Indien de component is voorzien van een sabotagelus wordt deze meegenomen in de lasverbinding en indien van toepassing op de deksel van de lasdoos.

De benodigde eindweerstanden worden opgenomen in de lasdoos of in de kabelverbinding. De gebruikte lasdoos moet zijn voorzien van een contact wat bij openen van de lasdoos een sabotage alarm tot gevolg heeft.

Indien de bekabeling uit zicht wordt aangebracht bijvoorbeeld boven een verlaagd plafond dient deze deugdelijk bevestigd te zijn en vrij van mogelijk mechanische beschadiging. Bekabeling boven een verlaagd plafond kan vastgelegd worden met tywraps, mits er voldoende bevestigingspunten zijn gebruikt en er geen direct gevaar bestaat voor mechanische beschadiging.

Hierbij dienen de voorschriften van de fabrikant/leverancier gehanteerd te worden. Het is mogelijk dat bij het hanteren van deze voorschriften er aardlussen ontstaan.

Het betreft hier de plaatsing van de centrale controle- en stuureenheid. Wat betreft deze plaatsing is het goed een onderscheid te maken tussen een woning en een bedrijf.

Bij een woning wordt de CCS bij voorkeur in de meterkast geplaatst maar het is ook toegestaan de CCS buiten de meterkast te monteren.

Bij een bedrijf kan de CCS in de meterkast gemonteerd worden of in een andere met een deur toegankelijke en afsluitbare ruimte zonder ramen en/of andere openingen in de wanden. De toegangsdeur tot de meterkast of de afsluitbare ruimte moet worden voorzien van een magneetcontact.

Een noodstroomvoorziening heeft ten doel het overnemen van de primaire energievoorziening. Behalve energievoorziening uit het elektriciteitsnet, moet een eigen noodstroomvoorziening aanwezig zijn, die geheel automatisch de primaire energievoorziening kan overnemen. Het wegvallen en herstellen van de netspanning mag geen invloed hebben op het goed functioneren van de Alarmapparatuur.

Gesloten accu:
Op de noodstroomvoorziening is een accu aangesloten. Deze accu moet van een gesloten type zijn, zodat deze kan worden geplaatst in de behuizing van voeding/noodvoeding. 

Capaciteit noodstroomvoorziening:
De noodstroomvoorziening heeft voldoende capaciteit om alle alarmapparatuur volledig ingeschakeld en functionerend afhankelijk van het risico gedurende minimaal 12 uur in bedrijf te houden.
Dit betekent inclusief alle randapparatuur, ook sirene(s), flitslamp en modem, voor de tijdsduur dat deze functioneren. 

Wegvallen netspanning:
Na het wegvallen van de netspanning wordt na 5 minuten, maar minstens binnen 30 minuten, hiervan een melding naar de Particuliere Alarmcentrale verzonden

Accu capaciteit:
De capaciteit van de secundaire stroomvoorziening (accu) dient het alarmsysteem gedurende 12 uur in bedrijf te kunnen houden. Bij niveau E3 is de gangreserve 30 uur, conform artikel 9 uit de NEN 50131-1.

Wat betreft antimasking volgen wij de regelgeving Antimasking 2009

Op dit moment kent de Nederlandse beveiligingsmarkt drie begrippen die regelmatig voor onduidelijkheid zorgen. Namelijk de begrippen grade, class en klasse. De reden van ontstane onduidelijkheid is vaak gelegen in het feit dat termen zoals “grade” en “class” vertaald worden naar het Nederlandse woord “klasse”.
De VEB adviseert om de oorspronkelijke benamingen (onvertaald) toe te passen, hierdoor wordt veel onduidelijkheid voorkomen. 

KLASSE:
Met “klasse” bedoelen we bij voorkeur de risicoklasse zoals is omschreven in de VRKI. Hierbij maken we onderscheid tussen de klassen: 1,2,3,3*,4 en 4*. Bij elke risicoklasse hoort een beveiligingsmatrix.

De beveiligingsmatrix is naargelang de risicoklasse opgebouwd uit een combinatie van: O, B, E, C/M, R maatregelen. Daarbij spreken nationale (product) richtlijnen zoals ANPI, Certec, VDS ook over klassen (klasse B=2  of C=3)

De NCP (beveiligingscomponenten) lijst is ook een nationale (product) richtlijn waarbij het begrip “klasse” gebezigd wordt.

Na 1-1-2012 dienen de toe te passen beveiligingscomponenten te voldoen aan NEN-EN normen.

Voor nadere uitleg m.b.t. eisen aan alarmapparatuur verwijst de VEB naar de VRKI (meest recente versie) 

Ook wordt het begrip “klasse” gebruikt om de security grade aan te duiden.

GRADE:
Binnen de normen EN50131 / 50136 spreekt men over Security Grades. Hier wordt een gradatie in relatie tot beveiligingscomponenten bedoeld welke het niveau van de dader/crimineel indeelt in vier gradaties. 

GRADE-1 (laag risico): Dader/crimineel heeft nagenoeg geen kennis m.b.t. inbraak/overval detectiesystemen. Toegepaste gereedschappen zijn minimaal.

GRADE-2 (laag tot gemiddeld risico): Dader/crimineel heeft gelimiteerde kennis m.b.t. inbraak/overval detectiesystemen. Er worden door deze crimineel vrij verkrijgbare/gangbare gereedschappen/apparatuur gebruikt. 

GRADE-3 (gemiddeld tot hoog risico): Dader/crimineel heeft kennis m.b.t. inbraak/overval detectiesystemen. Een uitgebreide set gereedschappen en apparatuur kan worden ingezet door deze crimineel.

GRADE-4 (hoog risico): Dader/crimineel heeft verregaande kennis m.b.t. inbraak/overval detectiesystemen, zaken worden grondig en tot in detail voorbereid. Een zeer uitgebreide set gereedschappen en apparatuur kan worden ingezet door deze crimineel. Dader/crimineel heeft de mogelijkheid en kennis om componenten van het inbraak/overval detectiesysteem te substitueren.

Noot: tegenwoordig wordt het merendeel van de beveiligingscomponenten voorzien van een  “GRADE” indicatie.

CLASS:
De environmental classes geven de (omgeving) omstandigheden weer waarin een beveiligingscomponent kan worden toegepast m.b.t. temperatuur, relatieve vochtigheid. Hierin onderscheiden we CLASS-1, CLASS-2, CLASS-3, CLASS-4.

CLASS-1 (binnen): Temp. +5C , +40C, relatieve vochtigheid 75% niet condenserend. Bijvoorbeeld: huiskamer, kantoor.

CLASS-2 (binnen generiek): Temp. -10C , +40C, relatieve vochtigheid 75% niet condenserend. Bijvoorbeeld: magazijn, trappenhuis.

CLASS-3 (buiten afgeschermd): Temp. -25C , +50C, relatieve vochtigheid 75 %   85%-95% niet condenserend. M.a.w: wordt blootgesteld aan buitentemperaturen maar is afgeschermd en wordt niet volledig blootgesteld aan totale weersinvloeden (buiten onder afdak). 

CLASS-4 (buiten generiek): Temp. -25C , +60C, relatieve vochtigheid 75 %  85%-95% niet condenserend. M.a.w: wordt volledig blootgesteld aan alle weersinvloeden.

Case:
Betreft een Klasse 3 systeem en bijbehorende maatregelen zijn voor het elektronische gedeelte E2, overeenkomstig VRKI. De glasbreukmelders / reedcontacten die gebruikt zijn hebben grade 2 normering.
De VRKI zegt hierover:
4.3.3 E2 niveau
Het BORG Beveiligingsbedrijf en de BORG Alarminstallateur zijn verplicht gebruik te maken van gecertificeerde componenten die voldoen aan de Europese NEN-EN 50131-1:2006 en NEN-EN 50136 of Technische Specificaties (TS’n). Van toepassing is security grade 2 of 3 / Klasse 2 of 3 (zie toelichting bij 4.3.5) 

Vraag: mag ik nu wel of niet de aanwezige klasse 2 materialen handhaven (ruimtelijke zal natuurlijk wel anti-afdek moeten worden)?

Antwoord:
In klasse 3 is altijd E2 van toepassing. Daarvan is de eis dat ruimtelijke detectoren bij bedrijven anti mask moeten zijn. Dus Grade 3.
E2 is bij definities verwoord met: grade 2 + grade 3.
Glasbreuk en magneetcontacten mogen grade 2 zijn.

Er kan gewoon een certificaat worden afgeven als aan alle voorwaarden van klasse 3 is voldaan. Tot deze klasse mag de installateur zelfs kiezen voor maatwerk zonder toestemming van de verzekeraar. Ook met componenten op basis van gelijkwaardigheid. Hij moet het kunnen verdedigen.

Een blokslot kan toegepast worden om er zeker van te zijn dat een alarmsysteem volledig wordt ingeschakeld en er dus geen delen van het systeem zijn uitgeschakeld. Verder kan dit slot alleen ingeschakeld worden op het moment dat het systeem volledig in rust is. Het blokslot moet gemonteerd worden in de toegangsdeur en op het moment van het inschakelen van het slot is de toegangsdeur vergrendeld en tevens staat het alarm ingeschakeld.

Bij het betreden van het beveiligd pand met een ingeschakeld systeem zal de toegangsdeur mechanisch geblokkeerd zijn tot het moment  dat het blokslot bediend wordt en daarmee de toegangsdeur wordt vrijgegeven en tevens het  systeem wordt uitgeschakeld. Foutieve bediening van het systeem en per abuis het pand betreden zonder het alarmsysteem uit te schakelen wordt voorkomen en daarmee ook nodeloze alarmmeldingen.

Een KNX-module toepassen is formeel niet toegestaan omdat het KNX-systeem geen grade normering heeft.

Het wordt echter wel vaker toegepast. Als een klant hier gebruik van wenst te maken, is het raadzaam om vast te leggen dat de klant is geinformeerd over het feit dat deze module niet voldoet aan de regelgeving.
Het systeem kan opgeleverd worden met een opleveringsbewijs eventueel voorzien met aantekening hiervan kan uitgegeven worden.